Evenwichtsoefening

Interview met Steven Dessein, klant en administrateur-generaal, Plantentuin Meise (2021)

Dit is een short story. Short stories zijn geconcentreerde reflecties die ruimte geven aan de vragen, dialogen en ontmoetingen die ons werk beïnvloeden.

In Plantentuin Meise is er heel wat aan het bewegen. NU heeft er verschillende projecten lopen, waaronder de gloednieuwe onthaalinfrastructuur, de renovatie van de serres met de groene ark en de renovatie van het pachthof en kasteel van Bouchout. Hoe ervaart Steven Dessein, administrateur-generaal van Plantentuin Meise deze ingrepen en de samenwerking met NU? Ruth, communicatiemedewerker bij NU, bezocht Steven in de Plantentuin en vroeg het hem.

Hoe was de eerste kennismaking met NU architectuuratelier?

Daar moet ik even heel goed over nadenken, het is al een paar jaar geleden (lacht).

De eerste kennismaking was tijdens de jury voor de voorstelling van het project voor de onthaalinfrastructuur. De wedstrijd voor de nieuwe onthaalinfrastructuur gebeurde in de vorm van een Open Oproep, en het ontwerp van NU was één van de vijf dat geselecteerd was voor de wedstrijd. Armand en het hele team, waaronder Mouton en Boydens, waren toen aanwezig. Dat zal zo’n vijf jaar geleden geweest zijn.

Wat voor mij belangrijk was en is bijgebleven, is dat het team het ontwerp heel enthousiast heeft voorgesteld, en een heel goed verhaal had achter het ontwerp. Na de selectie is het ontwerpproces heel positief verlopen. De ontwerpvergaderingen op vrijdag waren altijd heel constructief en heel plezant. Ook wel heel intensief (lacht). Later verliepen ze parallel met de vergaderingen over het serrecomplex, een ander project in de Plantentuin dat ook wordt uitgevoerd door NU. Recent is het project voor het Pachthof erbij gekomen. Door de coronamaatregelen gebeuren die vergaderingen nu op afstand. Dat is nog steeds tof, maar het is natuurlijk niet hetzelfde als fysiek samenkomen. Er is iets minder chit chat voor en na de vergaderingen (lacht).

Bij NU heb ik nooit het gevoel dat de architecten een beeld hebben van een project dat geen millimeter kan veranderen. Er is procesbereidheid. Ik herinner me bijvoorbeeld dat NU andere, heel aanwezige kleuren had voorgesteld voor de onthaalinfrastructuur. We hebben die in onderling overleg aangepast (lacht). We denken samen na over wat geoptimaliseerd kan worden, over duurzaamheid, wat eventueel aangepast moet worden. Ik vind het heel belangrijk dat zoiets kan. Het zorgt ervoor dat er geen spanningen ontstaan. We hebben nog nooit conflicten gehad.

De missie van de plantentuin is het plantenrijk ontdekken, onderzoeken en beschermen en met deze kennis samen te bouwen aan een duurzame toekomst. Hoe kan architectuur hieraan bijdragen?

Door duurzaam te zijn. Goede architectuur is per definitie duurzaam. Dat kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door niet alleen mooi te zijn, maar ook functioneel. Ook de materiaalkeuze is belangrijk: door veel natuurlijke materialen te gebruiken draag je bij aan de duurzaamheid van een project. In de Plantentuin zelf merk ik daar ook een evolutie in. Zo is ons nieuw project met het Pachthof ambitieuzer op vlak van duurzaamheid dan voorgaande projecten. Dat uit zich op verschillende manieren. Een deel van de gebouwen zal niet energetisch gerenoveerd worden, maar behouden worden in de huidige staat als een soort shelter. Ook de toiletten zullen niet verwarmd worden. Er wordt gewerkt met natuurlijke materialen zoals hout en leem. Het regenwater wordt opgevangen voor hergebruik en om de planten water te geven. Zowel in het Pachthof als bij de nieuwe onthaalinfrastructuur verloopt ook de afbraak duurzaam.

De aandacht voor duurzaamheid is op maatschappelijk vlak trouwens enorm toegenomen. De ideeën omtrent en de markt voor duurzaamheid en circulariteit zijn scherper geworden.

Wat daarnaast belangrijk is voor ons in de Plantentuin, is dat er rekening wordt gehouden met de inpassing in en het respect voor het landschap. Het is belangrijk om met architectuur een meerwaarde te creëren in een heel mooi landschap. Ik vind dat de projecten van NU daarin slagen en zich mooi in het geheel integreren.

Is er iets dat er voor u uitspringt in de architectuur van NU voor de plantentuin?

Ik ben zelf het meest benieuwd naar het paviljoen dat in de serres komt. Het is bouwkundig een heel interessant project, met een volledig houten constructie vanbinnen, omringd door de serres. Ik ben heel benieuwd hoe dat er gaat uitzien.

Het zal architecturaal gezien ook het meest “wauw” zijn denk ik (lacht). Iets dat op zichzelf veel kracht zal uitstralen.

Hoe verloopt de samenwerking met NU architectuuratelier en Archipelago?

Bij de onthaalgebouwen is Archipelago er later in het proces bijgekomen. De samenwerking met Yannick van Archipelago en NU verloopt heel vlot, en ook de communicatie tussen de bureaus onderling gaat goed. Voor de projecten in het Pachthof en de serres waren NU en Archipelago van in het begin betrokken. Dat dat goed werkt, blijkt uit het feit dat we niet het gevoel hebben met twee partijen samen te werken (lacht).

Wat is uw lievelingsingreep door NU en waarom?

Mijn lievelingsgebouw is zoals gezegd het paviljoen in de serres.

Mijn lievelingsingreep maakt deel uit van de onthaalinfrastructuur. Ik vind de structuur van de luifels die in dialoog gaan met het achterliggende herbariumgebouw heel sterk. Het gebouw heeft veel aan kracht gewonnen door die nieuwe dialoog. De onthaalgebouwen zijn horizontaal georiënteerd, het Herbariumgebouw verticaal en dat geeft een heel mooi visueel effect. Ook qua materiaal zijn de twee met elkaar in dialoog: er is in de onthaalinfrastructuur voor beton gekozen dat als element terugkeert. NU heeft heel bewust rekening gehouden met de materialiteit. Ik was heel aangenaam verrast door die wisselwerking tussen de gebouwen.

De ingrepen door NU zijn stuk voor stuk landschappelijk gevoelige projecten die de Plantentuin helpen klaarmaken voor de toekomst. Kan u dit wat toelichten?

Ingrepen zijn in onze context natuurlijk dubbel. We werken hier in de Plantentuin in een historisch landschap, er moet dus goed nagedacht worden over elke ingreep: als je een stuk landschap wegneemt, wat komt er dan in de plaats?

Met het project voor de nieuwe onthaalinfrastructuur wordt er door de ingreep een nieuwe ruimte gecreëerd. Er komt een gloednieuw plein met een eigen dynamiek. Dat is denk ik een meerwaarde vergeleken met het oorspronkelijke landschap. De eredreef die er al was, wordt versterkt door de nieuwe gebouwen.

Het nieuwe serrecomplex komt dan weer in een omsloten landschap terecht dat volledig ingepalmd wordt. Doordat de nieuwe gebouwen doorwaadbaar worden, komt er eigenlijk extra landschap bij. Op die plaats was er oorspronkelijk een afgesloten serrecomplex voor onderzoek en een stuk braakliggend terrein. Het geheel was niet toegankelijk voor bezoekers. Nu komt er een serrelandschap dat ook door bezoekers beleefd kan worden.

Het derde project met NU, het Pachthof, is het project waar het meeste nieuw landschap gecreëerd wordt. Er komt namelijk een dakterras, waardoor er een nieuwe beleving van de plek geïntroduceerd wordt. Er wordt landschap op hoogte bijgemaakt, en niets kapotgemaakt. Het blijft uiteraard een ingreep in het landschap waarbij je iets wegneemt, maar wat het Pachthof betreft, wordt er zeker een meerwaarde gecreëerd. Dat gebeurt trouwens ook bij het nieuw serrecomplex: ook daar wordt een nieuw landschap gecreëerd. Samen met de daktuin, zijn dat twee belangrijke meerwaardes.

In de plantentuin zijn de nieuwe ingrepen een evenwichtsoefening tussen het ondersteunen van onderzoek en het meer rendabel, toeristisch luik dat het onderzoek mee helpt financieren. Hoe beleeft u dit tweeluik? Vindt u dat de architectuur erin slaagt de twee te combineren?

(denkt na) Ik moet hierbij denken aan de ingrepen in de serres. Dat zijn eigenlijk onderzoeksserres, maar omdat het publiek er ook een inkijk in zal krijgen, ontstaat er een win – win situatie. Via het nieuwe publiekstraject wordt meer dan de helft van de serres beleefbaar voor bezoekers, terwijl geen afbreuk wordt gedaan aan het onderzoek.

Andere gebouwen zijn dan weer specifiek voor de bezoekers, zoals de gebouwen van het Pachthof. We proberen op zo’n plaatsen een link te leggen naar het uitgebreid onderzoek dat gebeurt in de Plantentuin, zodat mensen weten dat er wetenschappelijk onderzoek gebeurt. Zo denken we er bijvoorbeeld aan om uitleg over het onderzoek te geven in de vorm van botanische tekeningen op ramen. Die tekeningen zorgen er trouwens voor dat vogels niet tegen de ramen vliegen. Ook hier een win – win dus (lacht).

Wat is voor u heel belangrijk als het gaat over de renovatieprojecten in de Plantentuin?

Voor mij zijn drie dingen heel belangrijk. Eerst en vooral: nadenken over budgetbeheer. Het waarmaken van projecten binnen de afgesproken enveloppe. Voor de vernieuwingen in de Plantentuin gebruiken we geld van de gemeenschap. Het onderzoek dat hier gebeurt en het domein zelf zijn voor de gemeenschap, dus is het voor mij heel belangrijk om binnen de budgettaire lijnen te blijven.
Een tweede belangrijk element is functionaliteit. Ingrepen in de Plantentuin moeten functioneel zijn. Er moet mee tegemoetgekomen worden aan de noden van de bezoekers en de onderzoekers. De bruikbaarheid is essentieel, ook op lange termijn. De nieuwe gebouwen moeten minstens vijftig jaar gebruikt kunnen worden.

Ook duurzaamheid vind ik heel belangrijk. Het belang ervan is nog iets scherper geworden door de klimaatneutraliteit die we tegen 2050 moeten bereiken. We moeten bijvoorbeeld nadenken over hoe we droogteperiodes kunnen overbruggen. Hergebruik van regenwater speelt daar een grote rol in.

Eigenlijk is er ook een vierde punt dat ik belangrijk vind: dat het mooi is (lacht). Maar dat komt op de vierde plaats, eerst moeten we ervoor zorgen de andere drie goed te hebben.

Foto’s en interview: Ruth Van de steene